Clem(ens) Bongers

Foto: John Liebrand                        

September 2024.
Door: Evelien Jorna-Jacobse
Foto's: Archief Jac. en Clem en archief Toos en Ben Bongers
Fotobewerking: John Liebrand
Lay out: Robbie Wolters

Clem vertelt in 2024 over zijn herinneringen in Silvolde.

Deze stammen vooral uit zijn jeugd die hij doorbracht in het huis met bedrijf, nu bekend als Bongershoek. Destijds was het een handel in koloniale grutterswaren(kruidenierswaren) en manufacturen.

Clem had drie broers: Ben, Piet en Paul. En twee zussen: Riet en Jo. Clem was de jongste en scheelde negen jaar met zijn oudste broer Ben. Als kind trok Clem meer op met zijn zussen, want die waren slechts twee en vier jaar ouder dan hij. Zijn jeugd was leuk; overal kon je spelen en door dat spelen vergat je de tijd en kwam je vaak te laat thuis voor het eten. Zijn moeder zei dan altijd: “Wi-j beginnen moar vast. Clim (zoals men hem thuis noemde) kump altied te laat”.
De oudste broer Ben was voorbestemd om in de zaak te komen. De tweede broer, Piet, werd priesterstudent. Die werd in de watten gelegd en Clem weet nog wel dat, wanneer de seminarist Piet naar huis kwam, zo eens in de vier maanden, hij zich afvroeg wie die meneer toch was. De broers en zussen van Clem gingen allen naar kostschool. Ze waren dus meestal nooit allemaal tegelijk thuis. De jongens gingen naar de MULO in Medemblik en de meisjes naar de MULO in Bussum. Clem hoefde niet naar kostschool en ging naar de HBS in Doetinchem.

Terug naar de kinderjaren.
Clem vertelt met twinkelogen de herinneringen die aan zijn jeugd bovenkomen.

Over de kleuterschool waar hij zich zuster Silverstrina herinnert. Zij gaf de kleine Clem wel eens briefjes mee met boodschappen die ze uit de winkel nodig had. Hij was een soort boodschappenjongetje voor de zuster.
Zuster Silverstrina  hield er bijzondere pedagogische methoden op na. Als je- als kind van 4 jaar ! - iets gedaan had wat haar niet zinde, moest je mee naar het bezemhok. Daar werd je aangekleed als een oude opoe : lange zwarte jas +hoedje op + grote oma-schoenen aan + tasje aan de arm. Dan werd je voor de klas gezet en kreeg de klas opdracht om jou uit te lachen.
Ik was extreem  braaf bij haar om te voorkomen dat mij dit zou gebeuren.
Na de kleuterschool ging Clem naar de jongensschool. Op de eerste schooldag liepen de jongetjes langs de kleuterschool en riepen dan “Brakken, brakken” naar de kleuters. “Brakken” is het Achterhoeks voor “kleine kinderen”.
 

Thuis hadden zijn ouders een winkel waar o.a. manufacturen, kruiden, herenpakken, damesjapons, zelfs bedden werden verkocht. Fa. Wed. B.A. Bongers is gestart in 1845 en gestopt in 1995. Destijds hoorde er ook een café bij de zaak. Maar vader Bongers had er niet zo’n plezier in en begin jaren vijftig werd het café een toonkamer voor bedden. Als kinderen waren ze automatisch betrokken bij de zaak van hun ouders. Je woonde er immers “bij in”. De meisjes hielpen mee in het huishouden en de jongens hielpen al snel met vakken vullen in de zaak. Ze werden als kinderen ook ingeschakeld bij kleine bezigheden. Zo ging Clem al als kind de ‘boekjes” ophalen bij de boerenklanten. Daarin stond de bestelling voor die week. Dit gebeurde zodra je kon fietsen en kon schrijven! Op donderdagavond kwam de WEKA (groothandel) en op vrijdag werden de waren bij de klanten gebracht. Aanvankelijk met twee grote tassen aan het stuur. Op een fiets met “klossen”. Later werd het de bakfiets, waarin een theekist. De eerste af te leveren bestelling lag dan bovenop. Meestal was dat voor Bongers Belterman.
Een ander karweitje was het “puntzakken vouwen”. Dat moest van vader Bongers eerst goed geleerd worden. Het was volgens een strikte methode en Clem kan het nog zó voordoen. Eerst buitenste flapjes omvouwen, etc. Als de papieren zak klaar was en er bij voorbeeld suiker in zat, dan werd die door vader Bongers op de kop gehouden. Viel er niks uit….dan was je geslaagd voor het examen zakjes vouwen.

In de oorlog hebben ze bij Bongers nooit honger geleden; vanwege de winkel waren er veel contacten met boeren en daar kon men genoeg te eten krijgen of dat ruilen tegen iets anders.
Ze hadden er een behoorlijk grote kelder. De hele buurt kwam er tijdens beschietingen. Alles door elkaar: jong, oud, katholiek en protestant. Men zat en sliep er door elkaar. Geen onderscheid! Kleine Clem ervaarde dat al als heel bijzonder.
De café-ruimte was door de Duitsers gevorderd als opslag voor de fourage van de soldaten in de buurt. Daar kregen de fam. Bongers soms wat van mee. Ook herinnert Clem zich dat ze na de beschieting van kasteel Schuylenburg een half dood paard kregen.

Clem was ook misdienaar en padvinder. Niet iedereen mocht misdienaar worden….: woonde men op de Bergstraat….dan werd men geen misdienaar….
Als misdienaar ging je vóór Pasen, op Paaszaterdag,  bij de boeren het wijwater brengen. Als beloning kreeg je (rauwe) eieren. Met een handkar werd er naar de boeren gelopen. Op de kar een melkbus gevuld met wijwater. Bij Bongers Belterman werd het wijwater bijgevuld en dan later weer bij de Miggelt. Dhr. Kemperman van de Miggelt haalde altijd hetzelfde grapje uit. De misdienaartjes mochten er even zitten en kregen er wat drinken en dan had dhr. Kemperman steevast een windkussen op één van de stoelen gelegd. Bij het gemaakte “windjesgeluid” had dhr. Kemperman dan ook steeds de geijkte opmerking: “Wat maak ie mien now dan?” 
 



Er is een prachtige foto van de misdienaartjes uit die tijd waar zijn broer Ben bij opstaat. Ze zien er allemaal met keurig gekamde haartjes uit. Clem zat op de H. Hartschool, de lagere school voor jongens. Hij herinnert zich een onderwijzer die helemaal uit Den Haag kwam: Meester Teensma. Die integreerde snel en was zeer actief in het verenigingsleven. Hij was hopman bij de padvinders, dirigent van een zangkoor, etc. Hij was ook een begenadigd fotograaf. Clem heeft nog enkele foto’s van diens hand.
 

Die verkennerij was belangrijk in Silvolde. Clem is ook hopman geweest. Op de Bergstraat woonde een familie die het niet breed had. Een zoon uit dat gezin zat ook op de padvinderij. Toen er een kamp werd georganiseerd, zeiden de ouders dat hun kind helaas niet mee kon; daar was echt het geld niet voor. Het is gelukkig wel doorgegaan. Iemand anders heeft het betaald.
In juli 1957 werd de World Jamboree in Engeland gehouden. Een gebeuren waar scouts uit de hele wereld naartoe kwamen. Jantje Helming van de Marktstraat is daar op aandringen van Clem ook heen geweest. De ouders vonden dat eerst maar niks en dachten niet dat hun Jan dat zou volhouden, maar Jan is wel gegaan en heeft het geweldig gevonden.

De winkel bracht nog wel meer leuke anekdotes voort.
Zo kregen de kinderen Bongers altijd de kleine restjes/reepjes van het snijden van het vlees en de kaas voor de klanten. Niks werd weggegooid. Ze wisten niet beter of het waren van die smalle reepjes op het brood.
 

 

Totdat Clem een keer bij een vriendje thuis mee at. Daar kreeg hij een boterham met een héle plak kaas! Clem was er helemaal verbouwereerd van.
Als kind hielp Clem soms al mee in de winkel. Op een dag zat hij als jungske in de keuken tussen de middag warm te eten. De winkelbel ging. Clem ging erheen. Na een tijdje kwam hij terug. “Wie was dat?”,  vroeg men in de keuken. “O”, zei kleine Clem, “dat was mevrouw Bisseling” (een boerin). “Wat wilde die dan?” “Een korset”, zei Clem “en dat heb ik haar verkocht!”. “Heb je dat echt gedaan? Waarom heb je ons niet erbij geroepen?” vroegen de verbaasde ouders. Kleine Clem had dit alles echt zelf helemaal met vrouw Bisseling afgehandeld!
Op zondagen ging men bij de familie Bongers al vroeg, om zeven uur, naar de kerk. Snel werd de kerk weer na de zegen verlaten. De winkel moest open. De vrouwen van de boeren kwamen dan de boodschappen doen. Hierna gingen ze naar de kamer en dronken er koffie. Daar werden alle nieuwtjes besproken. Clem zat er als ukkepuk tussen en genoot van al die verhalen. De dames konden door het raam aan de kant van de Pr. Bernhardstraat naar buiten kijken en bespraken iedereen die langskwam: die heeft een nieuwe hoed en die heeft een nieuwe jas, etc. De boeren gingen dan een borreltje drinken in het café van Vader Bongers. De paarden van de boeren werden aan de muur bij Bongers gestald.
Soms mocht kleine Clem wel eens na de hoogmis mee met paard en wagen met een boer. Dat was boer Teunissen van de Kapelweg; een heel aardige en vrolijke man, waarvan je alles mocht. Op de boerderij vond hij de kalfjes geweldig. Die zogen dan aan je hand, zo lang dat die hand er helemaal zacht van werd. Dat herinnert Clem zich nog als de dag van gisteren.

 

Vader Bongers was kerkmeester. In die tijd was men het erover eens dat er een middenstandsvereniging moest komen. De pastoor wilde dat er alleen katholieken zitting in hadden. Vader Bongers was het hier niet mee eens. Hij vertrok daarom als kerkmeester. Het conflict met de pastoor is later bijgelegd en hij werd weer kerkmeester. De gemengde middenstandsvereniging is er gekomen.

En dan de bakkers in het dorp:
 


Frans ten Have, de bakker, had wel een bakkerskar, maar geen paard. Op zaterdag kwam dan iemand met een paard en dan gingen ze samen het brood rondbrengen.
 

Broer Heiming zong als hij gebak had geleverd (Ave Maria) …. Had hij niks geleverd… dan zong hij niet.
Tante Lies, van de bakker, was nog wel een handelaarster. Eens, in de sinterklaastijd, had ze aan de familie Bongers een mooie, grote speculaaspop verkocht. Later op de dag kwam een andere klant een speculaaspop kopen….echter, ze had nog slechts een kapotte liggen. Daarmee ging ze snel naar de familie Bongers en wilde die ruilen tegen de hele speculaaspop, daarbij redenerende: “voor jullie is een kapotte toch niet erg”.

Er was ook personeel bij Bongers, zoals Annie Snelting en Doortje te Boekhorst. Dat waren naaisters en zij sliepen naast de naaikamer.
 

Ook waren er dienstmeisjes. Eentje was Annie Wijkamp; daar kon Clem het goed mee vinden en hij mocht vaak mee naar haar ouders en ging er vissen met haar vader.  Op woensdag kwamen de vrijers. Ze mochten netjes in huis koffie drinken. Om 22.00 uur gingen ze weer naar huis met een kuis kusje in de deuropening.
Annie Snelting woonde in Voorst aan de grens. Clem herinnert zich dat de wei, die aan Duitsland grensde, met prikkeldraad was afgezet. Als hij als kind wel eens met Annie mee mocht, vond hij het heel interessant om dan een stap onder het prikkeldraad te zetten: dan stond hij in Duitsland! Op school vertelde hij de volgende dag heel trots dat hij in Duitsland was geweest.

Clem vertrok vrij vroeg, op zijn 23e,, uit Silvolde . Dit wilde hij ook graag. Hij had er een geweldige jeugd, maar zijn homoseksuele geaardheid sluimerde; hij wist er nog niet zo mee om te gaan en het dorp werkte wat beklemmend. Die vrijere wereld, zoals in Amsterdam, trok hem en leek hem meer “lucht” te geven. Toen hij elf was, in 1951, is zijn moeder overleden. Dat was een soort breekpunt in het gezin. De twee zussen kwamen thuis van kostschool en er kwamen huishoudsters. Zijn vader moet erg eenzaam zijn geweest na de dood van zijn vrouw. Hij is nooit hertrouwd. Tien jaar later, op 71-jarige leeftijd, overleed zijn vader. Clem was toen 21 jaar. Hij woonde nog met zijn zus Riet boven de zaak. Clem was nog net niet klaar met zijn opleiding tot onderwijzer. Nadat hij eens in Amsterdam was geweest, wist hij dat hij weg zou gaan uit Silvolde. Amsterdam werd het niet, maar wel Nijmegen. En dat was in 1963. Zijn broer Paul en zus Jo woonden daar ook. Hij ging er pedagogiek en andragogiek studeren. Later reisde hij vierentwintig jaar lang (destijds een hele reis) op en neer naar Eindhoven. Hij gaf er les aan de Sociale Academie (later Hogeschool Fontys).

In Nijmegen is Clem zeer actief geweest bij het C.O.C. Die letters staan voor Centrum voor Ontspanning en Cultuur. Dat was een schuilnaam. In Silvolde was homoseksualiteit destijds een terrein waarvan men nauwelijks wist of men hield het geheim.
Vanaf ongeveer zijn elfde jaar had Clem het gevoel wat anders te zijn. Gevoelens voor jongens borrelden op, maar hij kon het voor zichzelf nog niet benoemen. Thuis sprak hij er niet over. Het was een soort aanvoelen van: er klopt iets niet. Later realiseerde Clem zich pas dat hij destijds in een isolement had gezeten.
Clem kon goed leren en had een prettige tijd op de Silvoldse jongensschool.
 

Hierna ging hij naar de HBS in Doetinchem en verloor zijn oude vriendengroep van de lagere school wat uit het oog. Op de HBS kreeg hij nieuwe vrienden en met zo’n twintig jongens en meisjes fietste hij in groepjes naar Doetinchem heen en weer.
Op de klassenfuiven moest je altijd een meisje meenemen. Hij kende geen meisjes en vroeg daarom de vriendin Greet van zijn zus Jo mee. Hij wist van zijn vrienden dat je na afloop het meisje naar huis moest brengen en dan moest proberen haar  te zoenen. Daar had hij het niet zo op. Dus hij vroeg aan zijn beste vriend Willy hoe lang of je dan eigenlijk moest zoenen. Die keek Clem heel verbaasd aan en zei ; “Zolang meugeluk natuurlijk sufferd ! “
Eind HBS wist Clem dat hij homo was. De HBS-tijd was toch een eenzame tijd voor Clem vanwege de homoseksuele gevoelens die nog niet openbaar konden zijn.
 

Na de HBS koos hij voor de kweekschool, de Rijkskweekschool in Doetinchem. In de derde klas daar werd het pas interessant. Een dag in de week stage lopen! In Gaanderen. Dat ging Clem prima af. Hij behaalde ook de hoofdakte.
Silvolde en de Achterhoek werd te benauwend voor Clem en hij moest weg. Amsterdam? Dé homohoofdstad van Nederland? Dat durfde hij niet. Dat zou een te grote stap zijn.
 


Clem solliciteerde in Wijchen en werd aangenomen. Hij ging in Nijmegen wonen. Silvolde werd steeds minder bezocht. Binnen Nijmegen werd een paar maal verhuisd. Clem zat in die beginjaren veel alleen op zijn kamer en las veel. In 1965 startte Clem de studie pedagogiek en aanvaarde hij een functie als hoofd van een nieuwe school , een lomschool, een internaat,  in Alverna.  Hij had meegewerkt aan het lesprogramma van deze nieuwe opzet van de school.
Clem kwam pas uit de kast toen hij 32 jaar was. Alle reacties waren positief.
 

Hierbij heeft Clem altijd veel steun gehad van mevrouw van den Berg. Zij was destijds gestart met het internaat voor kinderen in Alverna: St. Michiel. Ze zijn altijd goed bevriend gebleven en tot haar dood in 1996 heeft Clem met haar veel reizen gemaakt.
Een eerste echte relatie kreeg Clem, via een advertentie, met Paul. Ook had Clem zich aangesloten bij Orpheus: een groep die zich bezig hield met huwelijk en homo’s. De relatie met Paul hield vijf jaar stand. Hierna volgde een reis van zes maanden naar Afrika: een lang gekoesterde wens ging in vervulling. Evaringen rijker kwam Clem terug naar Nederland. Hij kon terecht op de Sociale Academie de Dommel en hij richtte er samen met enkele studenten het FPO op: het Potten en Flikkeroverleg. Zo kon Clem zich inzetten voor de belangen van homoseksuelen. In 2000 werd Clem voorzitter van het COC Nijmegen. Hier heeft hij veel betekend voor de homo-gemeenschap en voor de acceptatie naar buiten toe. Hij introduceerde allerlei initiatieven.
Clem is uiteindelijk 24 jaar werkzaam geweest bij Fontys Hogescholen in Eindhoven. In die periode had hij lange tijd geen relatie. Hij redde zich prima. In Nijmegen, waar Clem ondertussen een huis had gekocht, heeft hij zich aangesloten bij een homotheatergroep. Toneel bleek een toegankelijke vorm om homoseksualiteit bespreekbaar te maken. Clem zette zich op verschillende fronten, tot 2005, in bij deze toneelgroep.

In 1987 kwam hij binnen de toneelgroep “Mannen van daarnet”, Jac. tegen. Nadat ze elkaar 15 jaar kenden, hebben zij zich in 2004 officieel als partners laten registreren.

In 2005 werd Clem, van de ene op de andere dag zeer ernstig ziek. Het bleek de ziekte Guillain-Barré, via een bacterie opgelopen. Hij kon praktisch niets meer bewegen. Hij moest alles weer opnieuw leren. Twee jaar moest hij revalideren. Met Jac. aan zijn zijde lukte het op te krabbelen. Al heeft Clem nog wat beperkingen, het gaat nu goed . Zij huis is aangepast en Jac. heeft fantastisch de nieuwe vorm van leven met Clem geaccepteerd.
Natuurlijk bleef Clem inzetbaar in allerlei takken binnen de homobeweging en met name in Nijmegen. In 2007 werd hem gevraagd  om voorzitter te worden van de gemeentelijke adviescommissie met betrekking tot het homo- en lesbiennesbeleid voor de gemeente Nijmegen. Hiervoor kon hij veel betekenen. Met zijn charisma,  met zijn gevoel voor tactisch overleg en met zijn kennis. In 2013 trad hij af als voorzitter. Hij werd gehuldigd en kreeg door de burgemeester de Waalbrugspeld “voor bijzondere diensten voor de stad”, uitgereikt. Daar is hij nog steeds heel trots op. 

En nu, anno 2024:
Clem woont met Jac. nog steeds in hun mooie huis in Nijmegen. Sinds 2018 hebben ze een hondje. Clem leest veel, spelt twee ochtendkranten en diverse weekbladen  uit en houdt van puzzelen. Hij schildert en ja, hond Luna moet ook worden uitgelaten.
 

Er is in 2021 een boekje uitgegeven, getiteld: Strijdbaar en Solidair.
Ondertitel: het roze levensverhaal van Clem Bongers.
Opgetekend door Maria van den Hombergh.
Digitaal te lezen bij IHLIA- Amsterdam- Roze levensverhalen nr. 42
 

SilvoldePediA
Hoofdstraat 85
7061 CH Terborg
E-mail: robbiew52@gmail.com