Oorlog Russische onderduikers in Silvolde

Vlnr. boven: Zoon Ben en vader Bernhard Belterman
Vlnr. onder: Andrej Kozin en Sasjka Netkalov
Foto: Ed Mijnen

Bron: Oude IJsselstreek Vizier 18 - 08 - 2021

 

Overgenomen uit Kronyck 178, februari 2021 met toestemming van de redactie.
Foto's: Archief Ed Mijnen.

Het hol bij de Pol

Onlangs verscheen een publicatie over de avonturen van Eed Mijnen uit Doetinchem in de tweede wereldoorlog. Het ‘hol bij de Pol’ speelde daarin een belangrijke rol. De gebeurtenissen zijn gereconstrueerd en opgetekend door de zoon van Eed. De weergegeven citaten komen uit een interview met Eed in 1995.


De vier kameraden: Saskia, Andrej, Marius en Eed
 

Eed Mijnen woonde met zijn vader en moeder in de buurtschap de Pol, aan de Bielheimerbeek, tussen Gaanderen en Doetinchem. Hij werd geboren in 1923 en was 17 jaar toen de Duitsers op 10 mei 1940 Nederland binnenvielen. Hij was nog net te jong om soldaat te zijn. De eerste jaren van de bezetting gingen voor hem ook zonder bijzonderheden voorbij. Maar vanaf mei 1943 werden Nederlandse mannen voor de Arbeitseinsatz opgeroepen. Daarmee begon voor hem een groot avontuur, al had hij daar toen nog geen weet van. Om te voorkomen dat hij diep in Duitsland in de industrie moest werken, regelde hij, samen met zijn vrienden Marius Muller en Wim Spekking, dat ze in Oeding, net over de grens bij Winterswijk, bij boeren als knecht terecht kwamen. Een kennis, uit Kotten(?), hielp ze en zocht ‘goede’ boeren voor ze. Eed kwam terecht bij boer Pass en dat was echt een ‘goede’ boer: zeker geen nazi en fel anti-oorlog. Eed voelde zich als een zoon en ook na  de oorlog is er nog lang een goed contact geweest. Boer Pass had 4 broers die allen onder dienst moesten. Twee van de vier zijn in Rusland gesneuveld.

Russen
In Oeding maakten ze kennis met Russische krijgsgevangenen, die, vanuit een klein kamp in Oeding, bij dezelfde boeren tewerkgesteld waren. Alle Duitse mannen waren in het leger en het werk thuis moest, door heel Duitsland, door vrouwen, krijgsgevangenen en dwangarbeiders gedaan worden. Bij Eed op de boerderij werkte Andrej Kozin uit Penza. Een streek 600 km achter Moskou. In tegenstelling tot Eed had Andrej al veel beleefd voordat hij in Oeding kwam: zijn vader, moeder en 7 jongere broers en zussen kwamen allemaal om bij de Stalinistische zuiveringen rond 1930, toen hij een jaar of tien was. Toen de Duitsers Rusland binnen vielen in 1941 werd hij als parachutist ingezet bij een grote veldslag in de buurt van Smolensk, halverwege Moskou. Na een maand van harde gevechten werden 300.000 Russen gevangen genomen, waaronder Andrej. De Duitsers waren geheel onvoorbereid voor dergelijke aantallen gevangenen en er waren totaal geen faciliteiten om de gevangenen te verzorgen. Eed:
 “daar zaten ze met 60.000 man in een omrasterd terrein en elke morgen waren er paar vrachtwagens vol gestorven. Dat is heel gruwelijk geweest. Dat weten we allemaal wel. Ja onbeschermd, van de kou en van de honger. Dan smeten ze er zo een beetje brood in en werd er ruzie om gemaakt. De sterkste won dan, zo is de mens. Zo gaat dat, dan stoot je elkaar aan de kant.”


Voorkant boek
 

Vrienden

In Oeding werkten Eed en Andrej bijna twee jaar samen en Andrej werd Eeds beste vriend. Ze hadden het relatief goed en kregen goed te eten. Andrej moest naar het  gevangenenkamp om daar te overnachten. Eed sliep op de boerderij. Hij mocht elke twee weken één zondag naar huis.

Rond Dolle Dinsdag, dinsdag 5 september 1944, toen een geruchtengolf over de snel naderende bevrijding alom leidde tot euforie, besloten de Nederlandse  jongens de benen te nemen. Eed ging, zonder het iemand te vertellen, een paar dagen later terug om twee Russen, Andrej en Sasjka, op te halen. Dat hadden ze al afgesproken voordat Eed vluchtte. De Russen gingen niet tegelijk met Eed om geen argwaan jegens hem te wekken. Maar het ophalen was gevaarlijker dan Eed gedacht had, het scheelde een haar of hij was aan de grens opgepakt. Eed over de grenspassage:

Daar stond ook douane. Ik zou nooit over dat kale weiland kunnen oversteken. Maar als de nood hoog is, is de redding nabij. Er kwam een Nederlandse boer die wilde gaan melken. Met paard en kar. Ik hield hem staande en zei hem dat ik naar de Duitse kant wilde, om vrienden op te halen. Maar dat ik geen kans zag om dat weiland over te steken. “Oh” zei hij, “die wei moet ik in om te melken en wanneer je in de kar gaat zitten” … ja, dat was een prima kerel was dat … ik praatte steeds met hem, ik bleef in het bos staan om met hem te praten, hij hoefde alleen maar te stoppen … “Dan breng ik je over het weiland tot bij die sloot daarginds”. Toen ging ik op de kar zitten met een emmer over mijn hoofd, die boven de kar uit stak. Dat is allemaal werkelijk zo gebeurd. Op een afstand van 30 à 40 meter gingen we langs die Duitser. De boer zette de kar tegen de sloot en begon aan het prikkeldraad te prutsen. Om niet in de gaten te lopen. Ik liet me toen in de sloot zakken. De boer fluisterde “pas op daarginds, 100 meter verder, staat nog een Duitser. En veel geluk”. Dit was een prachtkerel. Ik deed mijn schoenen en mijn sokken uit en ben gebukt door de sloot gelopen, omdat er 20 cm water in stond. 100 meter verder kwam ik bij een zandweg en moest weer oversteken. Ik heb mijn schoenen en sokken weer aangedaan en keek heel voorzichtig over de rand van de sloot.

Daarginds links stond een Duitser tegen zijn fiets geleund te praten met iemand die daar aan het melken was. Ik kroop zo hoog mogelijk tegen de slootkant en ging zitten. Ik moest tien meter over de zandweg rennen om in een bos te duiken. Ik begon te lopen toen hij voor zich keek. Maar rechts van mij stond een vrouw in de tuin die ik helemaal niet had gezien. Die begon te schreeuwen tegen de douanier “Pas op!”. De soldaat liet de fiets vallen, nam zijn geweer van de schouder, maar ik was reeds in het bos verdwenen. Hij riep nog wel “Blijf staan!”, maar dat had hij net zo goed tegen de muur kunnen zeggen. Ik rende door het bos in de wetenschap dat het slecht af had kunnen lopen. Ik ben helemaal niet zo’n held en ik was vanaf dat moment erg bang. Ik had het ook gewoon onderschat.”

De Pol

Eed en de Russen vluchtten daarna te voet over de spoorlijn van Winterswijk naar de Pol, een afstand van bijna 40 km. Ze liepen twee nachten en sliepen overdag in het bos. In Oosseld aangekomen groeven ze, vlakbij het spoor, in het rivierduingebied tussen Gaanderen en Doetinchem een hol. Het lag in het bos bij het WOG pompstation ‘de Pol’. Tegenwoordig is het van Vitens. Eed over de bouw: “Ja en dat is allemaal op het terrein van de waterleiding geweest. Op de Lange Bult heette dat vroeger. Recht achter de Waterleiding, ik weet de plek ook nog wel. Je kunt er trouwens niets meer van zien. We hebben daar ’s nachts, Marius Muller en ik, met de zaag gewoon twee dennen omgezaagd. Daar hadden we ook een beetje een hekel aan, dat maakt lawaai! Alles weggegooid. Ja, het was toen zo; alle inwoners van Oosseld kwamen dennen stelen, overal. Dus het was niet opvallend dat daar takken lagen. Dat was geen punt. En het zand moesten we weer verdoezelen in een sloot. En dan boomstammen er overheen en toen dunnere  takken en toen heiplaggen. Die hebben we een eind verder gestoken en er overheen gelegd. Een klein poortje gemaakt van latten met ook een plak erop en daar konden ze naar binnen. Hun ingang. Ze konden languit liggen, maar ze konden niet goed rechtop zitten. De hoogte was niet genoeg, dat valt altijd tegen. Altijd te krap. Dat valt zo tegen, wanneer je daar de hele dag in moet zitten. Dat is voor de jongens wel een opgave geweest, gruwelijk.”


Situatie in Gaanderen
 

Zender

Op een dag beleefde Eed, op weg naar de Russen in het hol, ook nog het volgende avontuur met een geheime zender van de ondergrondse: “Toen kwam ik een keer met de fiets over de weg en stond er een peilwagen van de Duitsers Ze waren aan het peilen en ze waren al dicht bij de zender. Hij stond midden voor het pompstation.” Later bleek dat de ondergrondse actief was met een zender vanuit het pompstation.  Eed en Marius wisten daar destijds niets van. “En toen heeft die Brusse, die geheime zender gepakt en heeft hem in de rogge gegooid. Ze hadden in de gaten dat dat een peilwagen was. En toen zijn de Duitsers ook de volgende dag bij ons huis geweest en moesten ze allemaal met de rug tegen de muur gaan staan, de hele buurt, en zeggen of er ook wat geweest was. Ze konden hem niet vinden. Ze hebben hem niet gevonden.”

De twee Russen verbleven drie maanden in het hol. Het was een krap hol, maar wel goed gecamoufleerd. Eed en zijn vriend Marius verzorgden ze met eten, wat ze thuis stiekem achterover trokken. Dat moest in het geheim gebeuren, want ze durfden het niemand te vertellen, ook hun ouders niet! Eed over die geheimhouding; “geen mens kon je vertrouwen. Ik heb geen mens vertrouwd, ook die Harrewich van het pompstation niet. Anders had ik het die ook moeten zeggen, want die zat ook in de ondergrondse. Maar dat wist ik weer niet. Wij waren buren, naaste buren!”  Tot na de bevrijding hebben Marius en Eed, jongens van begin 20, erover gezwegen !

Doordat het veel langer duurde dan verwacht, viel het de Russen en Eed zwaar. Ze zaten elke dag in dat krappe hol, waar ze alleen tegen de avond even uit konden. Eed: “En het komt gewoon doordat het heel moeilijk zitten was. En het duurde maar en het duurde maar. Telkens vroegen ze: wanneer is het afgelopen, of de Amerikanen al verder gekomen waren of niet. Het was vreselijk vervelend hoor! Je kunt er nu vlot over praten, maar het was vreselijk.”

Een paar voorbeelden van het ‘stelen’ van het eten:

 

Hachelijk

De Russen beleefden nog een hachelijk avontuur met een bijna ontdekking, verteld door Anatoli Kozin, de zoon van Andrej: ‘Op een dag kwamen Duitsers in het bos, met honden (zoeken). Eén hond rook ze en begon bij de ingang te krabben. Sasjka sloeg de hond heel hard met een stok en de hond ging er jankend vandoor. Ze werden niet ontdekt’.

Tegen het einde van het jaar 1944 werden de problemen groter: het werd te koud in het hol en er dreigde sneeuw te komen. Die sneeuw zou hun sporen verraden. Gelukkig werden ze toen ontdekt door Bernard Belterman uit Silvolde. Bernard was in het bos op zoek naar konijnen om hun rantsoen aan te vullen, toen hij wasem uit de grond komen omhoog zag komen. Hij ging op onderzoek uit. Ben Belterman, de zoon van Bernard en destijds ook betrokken: “Tot zijn verbazing kwam er een soort deksel omhoog en keek hij in de angstige gezichten van twee mannen. In gebroken Duits vertelden ze Russische gevluchte krijgsgevangenen te zijn. Mijn vader beloofde ’s avonds terug te komen om ze eten te brengen. Na een aantal dagen ontstond er een onderling vertrouwen en werden ze mededeelzamer. Ze vertelden toen door een man die dichtbij hun hol woonde uit Duitsland te zijn meegenomen en hier verstopt. Later kregen we ook contact met wat later bleek Eduard Mijnen te zijn. Eerst wilden we zijn naam niet weten in verband met een eventuele arrestatie door de Duitsers. Bij verhoor en mishandeling konden we dan zijn naam niet noemen. Op dat soort dingen was je altijd verdacht.”


De wandeling naar Silvolde
 

Belterman nam ze mee naar zijn huis en verborg ze daar op zolder tot de bevrijding eind maart 1945. Daar hadden ze een beter verblijf; een normaal bed, schone kleren, wasgelegenheid, radio Moskou en soms verbleven ze zelfs ’s avonds beneden in de kamer. Ook de Beltermans hielden het zeer geheim. Hun buren hebben  gedurende al die maanden niets gemerkt, getuige de uitspraak van Ben Belterman over de bevrijding, toen hun huis door een granaat getroffen was: “we renden bij ons de achterdeur uit en bij de buren weer binnen. We lieten ons daar in de kelder vallen. De buurman en zijn vrouw en zijn kinderen waren stomverbaasd ons vieren met twee wildvreemde, raar uitziende kerels in de kelder te zien komen! Na onze verklaring vonden ze het prachtig en zeiden niets van de Russen te hebben gemerkt.”

    

Mandje van stro gemaakt in de silvolde tijd.

 

Terug naar Rusland

Na de bevrijding gingen de Russen terug naar Rusland. Andrej wist dat overgave verboden was voor de Russische soldaten en hij twijfelde daarom om terug te gaan. Maar hij werd door een andere Rus overgehaald toch terug te gaan. Eed heeft pas in 1973 een brief van Andrej gehad, hoewel hij in de tussentijd zelf meerdere brieven had geschreven. Andrej schreef dat hij alles nog wist; het samen werken bij boer Pass in Oeding, de vlucht, het onderduiken, eerst in het hol en daarna in Silvolde. En nu, in 1973, ging het goed met hem; hij was getrouwd, had 3 zonen, werkte (weer) als tractorchauffeur op een kolchoz en hij had één koe, één varken en 30 kippen. Maar hij schreef geen woord over de periode vanaf de bevrijding tot 1973! Later kwam ik erachter dat hij na terugkeer veroordeeld was tot een jaar dwangarbeid in een kolenmijn. En daarna heeft hij pas in 1968 zijn burgerrechten teruggekregen. Tot die tijd mocht hij niet reizen en had hij een schrijfverbod.


Ed Mijnen
 

 

In mijn jeugdjaren vertelde mijn vader er vaak over, maar het verhaal raakte daarna langzamerhand in de vergetelheid. Totdat ik me er in verdiepte, enkele jaren na zijn dood in 2015.

Omdat niemand van de mensen die het zelf meegemaakt hadden nog leefde, was ik aangewezen op mijn geheugen en de verhalen die nog levende mensen gehoord hadden. De dochters van Marius, de zonen van boer Pass en de nazaten van Andrej hadden ook nog foto’s, brieven en documenten bewaard. In het boek is beschreven wat ik op mijn speurtocht te weten ben gekomen, ook bevat het kopieën van de alle relevante brieven, documenten en foto’s.

Bestelinformatie:  Het boek van ruim 150 pagina’s is gratis verkrijgbaar als Pdf-bestand  of als boek (hardcover, kleur) voor 15 Euro. Beide zijn te bestellen met een mail naar emijnen@gmail.com.

 

=====

3 maart 2021 door Marcel van Berkum voor Oude IJsselstreek vizier

Herinnering aan onderduikers in hol

Plaquette bij De Pol in Gaanderen

Het verhaal mag niet vergeten worden”, zegt Ed Mijnen. In de Tweede Wereldoorlog zaten twee Russische jongens ondergedoken in deze omgeving. Eerst in een hol in het bos in het gebied De Pol tussen Doetinchem en Gaanderen en later op een zolder in Silvolde. Ed heeft er een boek over geschreven en het initiatief genomen voor het plaatsen van een plaquette op de plek waar het hol was gegraven.

Silvolde - Van het hol in de Pol naar de zolder in Silvolde. Het verhaal van de Russische onderduikers in Gaanderen en Silvolde werd algemeen bekend dankzij het speurwerk van Ed Mijnen. Eind 2019 bij het ontruimen van de ouderswoning, na de dood van zijn moeder, vond hij 'de Russenspullen'. Ed, die in Bennekom woont, nam contact op met streekarchivaris Peter Bresser en Old Sillevold. Zo kwam het opmerkelijke onderduikverhaal weer gedetailleerd tot leven.

Dolle Dinsdag

Eed Mijnen, de vader van Ed, was afkomstig van een boerderij aan de Bielheimerweg. In mei 1943 moest hij op 20-jarige leeftijd voor de 'Arbeitseinsatz' naar het Duitse Oeding bij Winterswijk. Samen met vriend en buurman Marius Mulller werd hij tewerkgesteld bij een boer. Er werkten ook Russische krijgsgevangenen, die waren geïnterneerd in het nabijgelegen 'Russenlager'. De 21-jarige Andrej Kozin moest op de boerderij bij Eed meewerken. Bij Marius op een andere boerderij werkte de Rus Sasjka Netkalov. Er ontstond een vriendschapsband tussen de vier jongens. Na Dolle Dinsdag, in september 1944, was de bewaking verdwenen en de twee Achterhoekers besloten naar huis te vluchten. De Russen wilden graag mee. Ze liepen 's nachts over het spoor en verborgen zich overdag in de bossen en bereikten na enkele dagen Gaanderen. Eed en Marius besloten het voor de familie geheim te houden en groeven in het nabijgelegen bos een hol. Andrej en Sasjka konden er nog net languit in liggen; zitten ging niet. Eed voorzag ze dagelijks van brood, dat hij thuis achterover drukte. De Russen kwamen regelmatig buiten om de benen te strekken. Tot Bernard Belterman, die aan het stropen was, hun sporen in de sneeuw zag. Hij stelde Eed en Marius voor om de onderduikers naar zijn huis in Silvolde te brengen. Daar was meer plaats. Bernard en zoon Ben leidden de Russen op een nacht in ganzenpas van De Pol naar de Silvoldse Kerkenstraat. Midden in Silvolde, naast de NH kerk, hebben ze nog drie maanden tot de bevrijding op de zolder van het huis gezeten. Andrej en Sasjka keerden terug naar hun thuisland en kregen eerst een jaar dwangarbeid. Ed Mijnen heeft contact met de nabestaanden en informatie uitgewisseld.

Aan de Hulleweg in Gaanderen worden in augustus een plaquette en informatieborden geplaatst, verwijzend naar de plek van het hol.

De publicatie 'Mijn vader Eed Mijnen in WO II' kost in boekvorm 15 euro plus verzendkosten. De pdf is gratis. Bestellen bij emijnen@gmail.com.

 

Vlnr boven Andrej Kozin en Sasjka Netkalov
Onder Eed Mijnen en Marius Muller
Foto: Archief Ed Mijnen

=====

 

Russische onderduikers in Silvolde

Bron: Marcel van Berkum  12 augustus 2020 voor Oude IJsselstreek Vizier

Silvolde - In mei viel in Silvolde en Bontebrug de bevrijdingspublicatie in de bus. Bij het samenstellen stuitte de redactie op het verhaal van Russische onderduikers. Er was nog weinig bekend en in het magazine is het kort beschreven. Het hele verhaal is nu opgetekend door Ed Mijnen en deels gepubliceerd in een speciaal bulletin van Old Sillevold.

Het verhaal begint als Ed en zijn broer eind 2019 de ouders woning ontruimen na de dood van hun moeder. Ze vinden er 'de Russenspullen'. Het intrigerende verhaal was bekend, maar de details vergeten. Ed, die in Bennekom woont, nam contact op met streekarchivaris Peter Bresser en met Old Sillevold. Zo kwam het opmerkelijke onderduikverhaal weer tot leven.

Oeding

Eed Mijnen, de vader van Ed, die in 2015 overleed, was afkomstig van de boerderij in het gebied De Pol aan de Bielheimerweg tussen Gaanderen en Doetinchem. Tijdens de Tweede Wereldoorlog moest hij op 17-jarige leeftijd vanaf mei 1943 gedwongen werken voor de 'Arbeitseinsatz' in het Duitse Oeding bij Winterswijk. Samen met vriend en buurman Marius Mulller werd hij tewerkgesteld bij boerderijen. Er werkten ook Russische krijgsgevangenen, die waren geïnterneerd in het nabijgelegen gevangenkamp. De 21-jarige Andrej Kozin was tijdens de Duitse opmars als soldaat gevangen genomen en kwam na omzwervingen terecht in het 'Russenlager' in Oeding om daar op de boerderij bij Eed mee te werken. Bij Marius op de boerderij werkte de Rus Sajska Netkalov. Er ontstond een vriendschapsband tussen de jongens. Na Dolle Dinsdag, in september 1944, was de bewaking verdwenen en de twee Achterhoekers besloten naar huis te vluchten. De twee Russen wilden graag mee. Ze liepen 's nachts over het spoor en verborgen zich overdag in de bossen en bereikten na enkele dagen Gaanderen. Voor de Russen werd in het nabijgelegen bos een hol gegraven waar ze van eten werden voorzien.

Silvolde

Daar werden ze na drie maanden ontdekt door Bernard Belterman. De Silvoldenaar was stroper en besloot in overleg met de familie Mijnen de Russen mee te nemen naar Silvolde. Daar zaten ze ondergedoken op de zolder van het huis van het gezin Belterman. De inmiddels afgebroken woning lag aan de Kerkenstraat, pal naast de Hervormde kerk, midden in het dorp. Bij Belterman waren ze niet bang aangelegd. De Russen luisterden op zolder naar Radio Moskou en maakten in Silvolde de bevrijding mee.

Andrej en Sasjka keerden terug naar hun thuisland en kregen eerst een jaar dwangarbeid. Daarna, als ex-krijgsgevangen, een reis- en communicatieverbod. Pas in 1973 ontving Eed Mijnen een brief van Andrej. Zoon Ed heeft pas geleden contact gehad met een kleindochter van de in 1979 overleden Andrej Kozin en foto's en informatie uitgewisseld.
De publicatie is voor 3,50 euro te bestellen: info@oldsillevold.nl

SilvoldePediA
Hoofdstraat 85
7061 CH Terborg
E-mail: robbiew52@gmail.com