Bron: Oude IJsselstreek Vizier 8 juli 2020
De Shelter is ontwikkeld door ing. A. van der Goot in de vijtiger jaren in Terborg.
De link met Silvolde is dat Herman van den Hurk in zijn stoffeerderij in Silvolde de stoeltjes gestoffeerd heeft voor deze auto. De informatie heb ik van zijn zoon Hans van den Hurk..
De presentatie van het voertuig met het kenteken ZK 67 29 had op 26 september 1958 plaats in een hotel in Terborg.
De landelijke pers was uitgenodigd en diverse bladen schreven in de dagen erna over deze "regenjas op wielen". Om eventuele kinderziektes eruit te halen zijn vier Shelters tussen november 1958 en april 1959 aan mensen in de regio verhuurd.
In totaal is er in die tijd 40.000km mee gereden. Het project is vervolgens toch beëindigd.
Op dit moment bestaan er nog enkele Shelters die min of meer rijklaar zijn, soms na een intensieve restauratie.
Er moeten in de regio nog mensen zijn die destijds, zestig jaar geleden, met een Shelter hebben gereden, of die er hun vader of anderen in hebben zien rijden. Misschien zijn er nog filmpjes of foto's en/of 8 mm filmpjes.
Hans Bodewes zou graag in contact komen met deze mensen, om daarmee zijn historische kennis over het Shelter project te kunnen aanvullen: 0413 262662 of mail: hans_bodewes@wxs.nl
Onderstaand artikel uit de Autokampioen van 27 september 1958:
Een nieuw Nederlands automobieltje, maar.... zonder levensvatbaarheid
"Weinigen waren uitverkoren om blijvers te worden onder de velen, die zich geroepen achtten .... daaraan dachten wij, toen dezer dagen in Terborg ons de bijzonderheden van een fonkelnieuw Nederlands auto-ontwerp werden onthuld door zijn constructeur, ir. v. d. Goot.
Op deze laatzomerse dag, waarin de rit naar en door de Achterhoek een glorieus plezier bleek te zijn, op deze dag, waarop een even bescheiden als deskundig autodeskundige ons deelgenoot maakte van zijn enthousiasme voor zijn plannen hebben wij ons afgevraagd, of het inderdaad wel toelaatbaar zou zijn, in het openbaar te zeggen, dat zijn plannen o.i. bij voorbaat gedoemd zijn tot mislukking.
Want heus: het is moeilijk, om tegenover zoveel eerlijk gemeend enthousiasme; tegenover zoveel — in alle bescheidenheid — naar voren gebrachte autokennis, ons nuchter oordeel te plaatsen. Maar .... helaas, (en werkelijk: dubbel en dwars: heláás!), wij geloven niet in een succes van de „Shelter".
Laten we de zaak in zekere zin even chronologisch ontwikkelen als ir. v. d. Goot, de auctor intellectualis van de „Shelter", het deed op deze gedenkwaardige en genoeglijke dag in de Graafschap.
Het begon met een „hobby" Daarna ging hij in Delft studeren. Hij koos de vliegtuigbouw. Maar zijn hart bleef op de grond. Want het idee, om een Nederlandse kleine auto te maken, liet hem niet los. Laat hem nog altijd niet los.
Eerbied hebben wij en volle bewondering voor alles, wat hij bereikt heeft. Jammer is het, om dan iemand een koude douche te moeten geven en in het openbaar te constateren, dat hij glad op de verkeerde weg is.
Vooral is dat-jammer nu het iemand betreft als ir. v. d. Goot — als vijfdejaars in Delft op de Technische Hogeschool zoveel eer ingelegd hebbend met zijn project, dat later door vooraanstaande technici óók in beginsel als alleszins goed werd beoordeeld.
Maar wij moeten nuchter het resultaat beoordelen. En dat is dan een driewieler (twee wielen voorin, achterin het drijfwiel). Het carrosserietje is waarlijk niet eens onaardig. Maar het geheel blijft toch aanzienlijk onder de critische drempelwaarde. Ir. v. d. Goot heeft ongeveer alles van de „Shelter" zelf ontwikkeld, de kwartliter twee-taktmotor, de automatische (centrifugaal)- koppeling, het (drie)versnellingsbakje, tot en met de (mechanische) remmen.
Eerbied hebben wij voor al het verrichte werk — eerbied ook voor de volharding. Maar .... getuigt het geheel niet van een instelling in de wereld van wegen en wielen van een jaar of tien geleden? Heeft de ontwerper zich inderdaad wel gerealiseerd, dat zijn constructie al lang door de werkelijkheid is achterhaald? Heeft de practijk dan niet reeds geruime tijd geleden ons in nuchtere woorden en feiten ervan overtuigd, dat een dergelijke driewieler door het gemotoriseerde publiek niet gewenst wordt?
Heeft de ontwerper, die over zoveel vindingrijkheid blijkt te beschikken en zo critisch te werk is gegaan, die heren derwaarts zijn medewerkers wist te kiezen, fabrieken bij tientallen als toeleveringsbedrijven in te schakelen, heeft ir. v. d. Goot dan niet gekeken naar de motoriseringsevolutie van de laatste tien jaren?
Was het 'n soort technisch idée-fixe, dat hem deed volharden op een weg, die naar onze mening helaas niet tot succes kan leiden?
Op al deze vragen wagen wij het nu niet een antwoord te geven, maar wij moeten, om geen valse voorspiegelingen te wekken toch als onze mening naar voren brengen, dat een driewieler als de „Shelter", die verkocht zal worden voor 2 a 3 mille, geen schijn van kans zal maken, zelfs niet na de proefperioden welke geplanned zijn met de eerste 20 exemplaren, die per dag voor ƒ 12.— zullen worden verhuurd om onder — inderdaad! — heel zware beproevingen te tonen, wat zij waard zijn.
Het spijt ons oprecht, dat wij op het geesteskind van een zo sympathiek, bescheiden en kundig ontwerper geen betere critiek kunnen geven."
Dit is dan de „Shelter", heus niet onaardig van vorm. Lang 2,26 m, breed 1,26 m en hoog 1,16 m, wielbasis 1,70 m, spoorbreedte 1,10 m. Gewicht 220 kg. Motor: ééncylinder, tweetakt, 228 cm3 zuigerverplaatsing, 8 pk/4200 toeren/minuut, Bosch dynastart, 3 versnellingen vooruit, 1 achteruit. Aandrijving: ketting in gesloten oliebadkast.
Zeker twee Shelters bestaan nog. De Shelter op de foto's hieronder is eigendom van Erik and Arnold van der Goot, zoons van ir. Arnold van der Goot (foto's Thomas Ulrich).